Zowel gemeenten als schoolbesturen met basisscholen krijgen OAB-middelen van het Rijk. Gemeenten en basisscholen hebben dezelfde missie en dezelfde doelgroep: het bieden van kansen voor kinderen die vanwege hun achtergrond minder goed ‘presteren’ dan zij in gunstiger thuisomstandigheden zouden doen. Het onderwijsachterstandenbeleid kan gemeentebreed versterkt worden als scholen, voorscholen en andere relevante maatschappelijke partners met elkaar samenwerken. De gemeente kan daar een verbindende rol in spelen.
Scholen zijn primair verantwoordelijk voor het onderwijsachterstandenbeleid in het basisonderwijs en krijgen de OAB-middelen in de lumpsum. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie en krijgen de middelen als geoormerkte subsidie waarover ze apart moeten verantwoorden. Mochten gemeenten OAB-middelen overhouden nadat er voldoende ve-plekken zijn gerealiseerd, dan mogen ze die middelen aanvullend op de OAB-middelen van de scholen ook inzetten voor OAB in het basisonderwijs (maar dat hoeft niet).
Wat moeten scholen en gemeenten dan samendoen in het kader van OAB? Gemeenten en het bevoegd gezag van scholen en kinderopvang moeten tenminste jaarlijks overleggen. Het doel hiervan is om gezamenlijk afspraken te maken over het bevorderen van integratie, het voorkomen van segregatie, het bestrijden van onderwijsachterstanden en het afstemmen van de inschrijvings- en toelatingsprocedures. Het is de bedoeling dat deze afspraken zoveel mogelijk meetbare doelen bevatten.
In het kader van onderwijsachterstandenbestrijding dienen er afspraken gemaakt te worden over:
Naast het verplichte jaarlijkse overleg, kunnen gemeenten, scholen en ve-aanbieders intensiever met samenwerken om het OAB-aanbod verder te ontwikkelen en verbeteren. Bijvoorbeeld in een werkgroep VVE of OAB.
Sinds 2019 werkt het ministerie van OCW met een herziene bekostigingssystematiek voor het primair onderwijs en het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid. Voor de verdeling van het onderwijsachterstandenbudget wordt gebruikgemaakt van de onderwijsachterstandenindicator, ontwikkeld door het CBS in opdracht van het ministerie. Met deze indicator berekent het CBS voor alle peuters van 2,5 tot 4 jaar en basisschoolleerlingen een onderwijsscore. Deze scores worden vervolgens omgerekend naar een achterstandsscore per basisschoolvestiging. Deze achterstandsscores geven de verwachte onderwijsachterstanden op scholen weer. Scholen met een score van 0 ontvangen geen budget van het Rijk. Hoe hoger de score, hoe hoger het budget. Het ministerie gebruikt deze scores om het onderwijsachterstandenbudget te verdelen. Op deze pagina is hier meer informatie over te vinden en zijn de scores per gemeente terug te vinden.
In de Inspiratiegids Samenwerken aan OAB in het onderwijs worden hiervoor praktische handvatten gegeven. Naast de inspiratiegids is er een groot aanbod aan duurzame aanpakken, nieuwe initiatieven en recente publicaties waar gemeenten, scholen en ve-aanbieders gebruik van kunnen maken. Hieronder volgt een overzicht, gerangschikt naar leeftijd en/of thema.
De NRO-themapagina ‘De impact van voorschoolse educatie’ en de GOAB-factsheet “Wat werkt in vve” vertalen wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk. Wat zijn de werkzame factoren die bijdragen aan een betere uitvoering en daarmee aan betere ontwikkelingskansen voor kinderen?
De kennisclip GOAB Vroegschoolse educatie onder de aandacht laat zien dat de doorgaande lijn in VVE van groot belang is en wat de rol van de gemeente in de vroegschoolse educatie kan zijn.
Sommige leerlingen in het basisonderwijs kunnen baat hebben bij een extra (taal)aanbod tijdens of na school. Hieronder volgt een overzicht van initiatieven en aanpakken die scholen kunnen inzetten en/of ontwikkelen:
Sommige gemeenten hebben een gezamenlijke, gemeentebrede aanpak voor taal- en leesstimulering. Stichting Lezen heeft daarvoor 'De doorgaande leeslijn’ gepubliceerd, waarin leesmotivatie en leesplezier centraal staan.
Sinds 2020 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de aanpak van laaggeletterdheid. Daaronder vallen de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van een aanpak waarin laaggeletterden worden gevonden en opgeleid. Vanaf 2025 hebben de gemeenten de regierol over de aanpak van laaggeletterdheid, en daarmee ook over de gezinsaanpak. Dat de gemeenten deze rol pakken is belangrijk: juist de gezinsaanpak vraagt om een goed aangestuurde netwerksamenwerking van de verschillende lokale partners. Voorbeelden zijn: Taalschatten, BoekStart-BoekenPret, Bibliotheekopschool, VoorleesExpress, en het Enschedese Praten met Pim en Waalwijk Taalrijk.
Aanpak laaggeletterdheid in gemeenten: Stichting Lezen en Schrijven
Net als de overgang van voor- naar vroegschool is ook de overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs een belangrijke schakel voor leerlingen. Een schakel die bovendien kansenongelijkheid kan vergroten óf juist verminderen. De gemeente kan een verbindende schakel zijn in het gesprek tussen de basisscholen en vo-scholen in de gemeente of eventueel de vo-scholen buiten de gemeente als er in de eigen gemeente geen of weinig voortgezet onderwijs is. De handreiking schooladvisering van het ministerie van OCW kan een goede basis zijn voor het overleg.
Welke aanpak je ook samen kiest, het is in elk geval van belang dat je gebruik maakt van aanpakken waarvan bekend zijn dat ze effectief zijn. En als je voor een andere aanpak kiest, dat je monitort of de aanpak oplevert wat je er van verwachtte. Er zijn verschillende websites waar effectieve aanpakken voor onderwijsachterstanden bij elkaar zijn gebracht, zoals: