Het (jaarlijkse) toezicht op de basisvoorwaarden voorschoolse educatie, zoals beschreven in het gelijknamige Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, vindt plaats door de GGD.
Als een locatie van de gemeente subsidie ontvangt voor voorschoolse educatie, dan registreert de gemeente dit in het Landelijk Register Kinderopvang. De GGD onderzoekt of de locatie voldoet aan het besluit. De beroepskrachten die de voorschoolse educatie geven, dienen naast een voor kinderopvang geschikt diploma te beschikken over een certificaat voor het geven van voorschoolse educatie. Ook moeten de beroepskrachten beschikken over ten minste taalniveau 3F op de onderdelen Mondelinge taalvaardigheid en Lezen. Het pedagogisch beleid beschrijft de wijze waarop voorschoolse educatie wordt aangeboden en het opleidingsplan legt uit hoe de kennis en vaardigheden van de beroepskrachten met betrekking tot de voorschoolse educatie worden onderhouden en verder ontwikkeld. Zowel het pedagogisch beleid als het opleidingsplan moeten bekend zijn bij de beroepskrachten, worden uitgevoerd en jaarlijks worden geƫvalueerd en zo nodig bijgesteld. Sinds 1 augustus 2020 is het aanbod VE voor kinderen tussen de 2,5 en 4 jaar minimaal 960 uur in anderhalf jaar, oftewel gemiddeld 16 uur per week. Per dag is het voorschools aanbod maximaal zes uur.
De GGD beoordeelt of locaties aan de eisen van het besluit voldoen. In sommige gemeenten kijkt de GGD ook meer inhoudelijk naar de kwaliteit van de voorschoolse educatie.
De Inspectie van het Onderwijs is ook bevoegd om toezicht te houden op deze voorwaarden, maar doet dit alleen als er signalen zijn die dat noodzakelijk maken.
Zie voor meer informatie de brochure voor houders in de kinderopvang Toezicht en handhaving kinderopvang van GGD GHOR Nederland.