Er zijn gemeenten zijn waar voorschoolse educatie wordt gebruikt voor alle peuters die (een risico op) een (taal)achterstand in het Nederlands hebben, variërend van peuters die vanuit huis een andere taal spreken (Arabisch, Turks, Pools), tot peuters die thuis weinig tot geen taalstimulering krijgen tot peuters met een (vermoeden van een) taalontwikkelingsstoornis (tos). In principe vormt deze laatste groep kinderen geen voorschoolse doelgroep. Zij zijn vaak meer gebaat bij een intensieve één-op-één aanpak, zoals logopedie of een andere specialistische interventie (met visuele ondersteuning, gebaren).
De Wet op het primair onderwijs (WPO) geeft aan voor welke groep het GOAB-budget bedoeld is, dit staat in de artikelen 158 t/m 160. Met de term ‘doelgroepkinderen’ worden alleen de kinderen bedoeld die een (risico op een) taalachterstand in het Nederlands hebben die veroorzaakt is door onvoldoende taalaanbod in het Nederlands. Er zijn gemeenten die zich niet specifiek richten op een (risico op een) taalachterstand in het Nederlands, en meertaligheid inzetten als kans om taalontwikkeling in het Nederlands te stimuleren. Een voorbeeld is de gemeente Zaanstad. Lees voor meer informatie en inspiratie hun handboek voor professionals: meertalig opgroeien.