In 2022 heeft de pedagogisch beleidsmedewerker/coach (pbm’er) haar intrede gedaan in de voorschoolse educatie (ve). Het primaire doel van de functie is het versterken van de educatieve kwaliteit. De functie raakt langzaam maar zeker ingeburgerd. Sardes heeft als onderdeel van het grootschalige EVENING-onderzoek (2019-2026) voor de tweede keer verdiepend onderzoek gedaan naar de inzet van de pbm’er in de ve. Onderzoeker IJsbrand Jepma geeft in dit artikel inzicht in de belangrijkste resultaten en formuleert een aantal tips voor gemeenten.
De afgelopen jaren is een stevig fundament gelegd voor coaching in de ve. Het EVENING-onderzoek toont aan dat dit van positieve invloed is op de educatieve kwaliteit. De rol van de pbm’er is over de jaren wat meer verschoven van beleidswerk naar (team)coaching. Wel blijft er onduidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden, mede door functiemenging en uiteenlopend organisatiebeleid.
Pbm’ers geven aan dat niet alle inzet is gericht op educatieve kwaliteit – er gaat ook tijd en aandacht naar (complexe) zorgvragen van een groeiend aantal peuters en ouders in kwetsbare posities.
Randvoorwaarden voor pbm’ers verschillen sterk (opleiding, ervaring, caseload, tijd). Verschillen hierin hangen onder meer samen met gemeentelijke subsidies en organisatiebeleid. Ongunstige randvoorwaarden kunnen het opbouwen van vertrouwensrelaties met pedagogisch professionals bemoeilijken en beperken soms de ruimte voor effectieve vormen van (team)coaching.
Door hun brede en hybride takenpakket besteden niet alle pbm’ers evenveel tijd aan coaching, terwijl onderzoek een minimale contacttijd van wekelijks 1 uur per 2 weken aanbeveelt. De werkdruk en caseload (van 10 tot 50 pedagogisch professionals) beperken de effectiviteit, mede doordat bij pedagogisch professionals op de groep niet-groepsgebonden uren voor reflectie en feedback vaak ontbreken.
Hoewel de focus ligt op professionalisering en kwaliteitsverbetering, werken veel pbm’ers zonder een systematische aanpak. Effectieve elementen als een coachingsplan, duidelijke doelen, feedback en reflectie ontbreken meer dan eens, wat de impact van coaching kan verminderen.
Ga met aanbieders in gesprek over effectieve inzet van de pbm’ers. Stel samen een kader op waarin bijvoorbeeld het doel van coaching, de definitie van educatieve kwaliteit, de taken van de coach en richtlijnen voor caseload en contacttijd per pedagogisch professional zijn beschreven. Dit kan de ve-aanbieders houvast en inspiratie bieden.
Evalueer periodiek (jaarlijks of tweejaarlijks) met elkaar hoe de coachfunctie binnen de ve-aanbieders wordt ingevuld, wat wel en niet werkt. Breng daarbij in kaart welke werkwijzen en organisatievormen succesvol zijn (ook veelbelovende praktijkvoorbeelden), zodat deze kunnen worden versterkt en breed gedeeld in de gemeentelijke vve-werkgroep.
Door pbm’ers te verbinden in een netwerk, intervisiegroep of leergemeenschap kunnen zij kennis en ervaringen uitwisselen, elkaar ondersteunen en gezamenlijk werken aan professionele ontwikkeling en persoonlijke groei. Denk bijvoorbeeld ook eens aan het uitnodigen van een externe spreker op het thema educatieve kwaliteit. Dit vergroot de kwaliteit en impact van coaching, ook binnen kleinschalige ve-aanbieders.
Stimuleer aanbieders om de coaching effectiever te maken door wetenschappelijke kennis en bewezen werkzame elementen toe te passen. Aanbevelingen zijn bijvoorbeeld het werken met een individueel coachingsplan, observeren en modelleren in de praktijk, het oefenen van vaardigheden, reflectie met vakliteratuur en het geven van gerichte feedback. In de huidige praktijk gebeurt dit nog te weinig; meer aansluiting bij onderzoek en de dagelijkse uitvoeringscontext is nodig.