Waaruit bestaat het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs op de voorschoolse locaties?

De Inspectie van het Onderwijs voert signaal gestuurd toezicht uit op de kwaliteit van voorschoolse educatie op locaties met gesubsidieerde voorschoolse educatie in alle OAB-gemeenten. Aanleidingen voor een onderzoek op een locatie met voorschoolse educatie zijn onder andere signalen van de GGD over tekortkomingen in de basisvoorwaarden voorschoolse educatie en de pedagogische praktijk, signalen van de basisscholen over het ontbreken van voldoende kwaliteit van de voorschoolse educatie, of signalen van anderen, zoals de gemeente, houders en ouders. De Inspectie analyseert twee keer per jaar de GGD-rapporten.

Hoe het onderzoek voorschoolse educatie wordt uitgevoerd, staat beschreven in het Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op voorschoolse educatie en het primair onderwijs (pag. 55).

In de WOT (art. 15i) staan de onderwerpen die de inspectie op de locaties met gesubsidieerde voorschoolse educatie kan onderzoeken:

  • de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie;
  • het informeren van ouders en ouderbetrokkenheid;
  • de kwaliteit van de educatie;
  • ontwikkeling, zorg en begeleiding van de kinderen;
  • kwaliteitszorg;
  • de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschoolse educatie.

De voorschoolse educatie vindt plaats in een kindercentrum. De inspectie kijkt naar de inhoud van het pedagogisch beleidsplan wat voorschoolse educatie betreft (art. 4a). Dit artikel gaat over de verplichting voor houders om in het pedagogisch beleidsplan het beleid voor voorschoolse educatie te beschrijven, te evalueren en bij te stellen en naar het taalniveau dat de beroepskrachten moeten beheersen.

Een onderzoek op locatieniveau leidt tot een rapport dat, na hoor en wederhoor, openbaar wordt op grond van de WOT (zie par. 8.3). De Inspectie stuurt een afschrift van het rapport aan de gemeente.