Waaruit bestaat het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs op de gemeenten?

1. Landelijk toezicht op gemeentelijke taken kinderopvang

Bij het toezicht op gemeentelijk niveau (landelijk) gaat de Inspectie van het Onderwijs als volgt te werk: zij analyseert een aantal informatiebronnen, zoals jaarverslagen van gemeenten, verslagen van regio-overleggen met vooral gemeenten en GGD’en, bestuurlijke overleggen, congressen, overleggen met stakeholders, en andere binnenkomende signalen. Op basis hiervan doet de Inspectie van het Onderwijs onderzoek. Het kan gaan om thema-onderzoeken, presentaties in regio-overleggen en workshops. Ook kan er aanleiding zijn om op individueel gemeentelijk niveau onderzoek uit te voeren.

De Inspectie van het Onderwijs brengt jaarlijks een rapport uit dat landelijk een beeld geeft over de uitvoering van de aan de gemeenten en de GGD opgedragen taken. Gemeentelijke taken zijn hier:

  • een goede en actuele uitvoering van het Landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen (hierin zijn alle locaties kinderopvang en peuterspeelzalen van de gemeente opgenomen),
  • tijdige afhandeling aanvragen,
  • uitvoering inspecties (in opdracht van gemeenten door de GGD) en
  • handhaving op geconstateerde tekortkomingen.

2. Onderzoek bij individuele gemeente

Op individueel gemeentelijk niveau is er risico gestuurd toezicht, dus op basis van signalen n.a.v. het landelijk onderzoek. Als er vervolgens onderzoek is gedaan bij een gemeente, dan wordt het onderzoeksrapport op de website gepubliceerd. Indien de kwaliteit van de uitvoering van de gemeente achterblijft, worden er verbeterafspraken gemaakt om de uitvoering op orde te brengen.
De inspectie hanteert drie statussen, te weten:
   Status A: De gemeente leeft haar wettelijke taken na;
   Status B: De gemeente leeft haar taken onvoldoende na en werkt mee aan verbetering;
   Status C: De gemeente leeft haar wettelijke taken niet of onvoldoende na en werkt niet of onvoldoende mee met de       inspectie aan de verbetering hiervan.
Inspectie maakt de statussen van gemeenten bekend op haar website.

Ook is er toezicht door de Inspectie van het Onderwijs op de manier waarop de gemeenten de verplichtingen omtrent het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB) nakomen, volgens artikel 160 WPO en artikel 15h WOT.

De inspectie bekijkt de volgende punten:

  • Is er ten minste jaarlijks overleg tussen de gemeente, de houders en de schoolbesturen
  • Zijn er afspraken gemaakt over de definitie van de doelgroepkinderen voor voorschoolse educatie, de toeleiding, de doorlopende leerlijn en de resultaten van de vroegschoolse educatie. 

Daarnaast wordt nagegaan of de gemeente zorg draagt voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie. 

Bij het toezicht op VVE in OAB-gemeenten wordt het waarderingskader toezicht op gemeenten in bijlage 4 van het Onderzoekskader 2017 gebruikt. Alle gemeenten krijgen in het voorjaar de jaarlijkse vragenlijst vve. In de zomer wordt een risicoanalyse gemaakt t.a.v. wel/niet nakomen wettelijke eisen, waaronder de resultaatafspraken. Na de zomer volgen onderzoeken bij gemeenten die risico’s vertonen t.a.v. de wettelijke eisen. 
Hierbij kan de inspectie ook veranderingen in het gemeentelijke VVE-beleid opnemen in het onderzoek. Dat kan gaan om niet-wettelijke aspecten van kwaliteit zoals ouderbeleid en interne kwaliteitszorg en is bedoeld om de gemeentelijke context van VVE op de locaties in beeld te brengen. Het onderzoek wordt gepubliceerd ineen rapport dat, na hoor en wederhoor, openbaar wordt op grond van artikel 8 van de Wet Openbaarheid Bestuur.


Voldoet de gemeente niet aan de wettelijke eisen dan dient de gemeente dat zo snel te herstellen. Uiteindelijk kan de inspectie het dossier overdragen aan de minister van OCW. De minister kan besluiten tot indeplaatsstelling.